

Diaz, een stoere rottweiler, bereikt Cuba. Het strand is wit en glinsterend. “Woef, wat ruikt de zee heerlijk!” Hij rent, pootjes spatten turquoise druppels. De zon knipoogt; het avontuur begint.

Tussen schelpen vindt Diaz een flesje. “Wat is dit geheim?” blaft hij. Hij graaft een tunnel richting water. Het rolt mee; plop, dopje los. Binnenin ligt een kaart met pijl.

Diaz volgt de pijl langs palmen. Wind trekt aan een losse vliegerlijn. De lijn kringelt om zijn poot. “Rustig blijven, Diaz,” bemoedigt hij zichzelf. Hij kauwt de knoop los, verder.

Op het strand ligt een X. Diaz graaft en vindt een schelp. “Mijn strandtrofee!” blaft hij nu trots. Hij bouwt een kasteel en versiert. Zon zakt; Diaz dut tevreden weg.